Eindtoets basisonderwijs draagt bij aan ongelijkheid
- On 30 oktober 2021
De eindtoets speelt een belangrijke rol in de maatschappelijke ordening van Nederland en is volgens promovenda Karen Heij te beschouwen als een institutie in sociologische zin. De eindtoets is in vijftig jaar uitgegroeid tot een onder regie van de overheid ontwikkeld instrument met twee belangrijke functies: toezicht houden op de kwaliteit van onderwijs en het verdelen van toegangsbewijzen voor vervolgonderwijs.
Maar wat meet de eindtoets eigenlijk, welke keuzes gaan erachter schuil, en welke betekenis wordt er gehecht aan de scores van leerlingen?
De expliciete bedoeling van de eindtoets is om te sturen op ongelijke onderwijsuitkomsten. In de praktijk blijken vooral kinderen van autochtone, hoger opgeleide ouders de meeste kans te hebben op de hoogste onderwijsposities. De kansen voor kinderen die met achterstanden het onderwijs instromen, worden met de eindtoets niet vergroot.
Omdat het uitgangspunt van de toets is dat kinderen worden vergeleken met elkaar, zijn de kinderen die met voorsprong aan ‘de wedstrijd’ zijn begonnen, in het voordeel. Niet de geschiktheid of passendheid ten opzichte van een vorm van vervolgonderwijs is namelijk het uitgangspunt van de eindtoets, maar de relatieve positie van de leerling ten opzichte van de rest van het deelnemende cohort leerlingen, op basis van hun gecombineerde score op taal en rekenen.
Daar komt bij dat onderwijsuitkomsten vanaf groep zes al meewegen bij het opstellen van het schooladvies, omdat daarvoor de uitkomsten van toetsen van het Leerlingvolgsysteem (LVS) verplicht moeten worden meegenomen. De druk op differentiëren neemt zo nog meer toe.